Vijf toekomstperspectieven
Veenweidegebied van de Deltametropool
Het veenweidelandschap is een belangrijk visitekaartje van ons land, maar ook een productielandschap in crisis. Samen met Maike van Stiphout (DS landschapsarchitecten) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verkenden we in 2014 de toekomst van vijf veenweidepolders in West-Nederland, in workshops op locatie met agrariërs, andere belanghebbenden en experts.
Gezien het grote aantal studies dat al gedaan werd bij provinciale overheden en kennisinstellingen, vaak vanuit landbouw- of natuurperspectief, kozen wij voor:
— Positionering van het veenweidegebied als integraal deel van de stedelijke agglomeratie in West-Nederland. Wat is het belang en de rol van deze gebieden in de Deltametropool?
— Beginnen op het laagste schaalniveau, met boeren en andere belanghebbenden, in de overgangszone tussen stad en land. Welke lokale dynamiek en problematiek is hier aanwezig?
De uitkomsten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het boekje ‘Veenweidegebieden van de Deltametropool’ en vier Factsheets. Op basis van de resulaten hielden we een expert-meeting waaruit een agenda voortkwam.
aannames
De veenweidegebieden nabij de steden gaan op korte termijn sterk veranderen, door trends in de agrarische ontwikkeling, nieuw landbouw- en natuurbeleid, inklinking van het veen en vergrijzing van de bevolking. Ook neemt de recreatie op het platteland een vlucht en groeit de behoefte aan rurale diensten. Het is dus niet de vraag óf verandering plaats zal vinden, maar hóe en wát er zal veranderen. De meest kansrijke transitie komt uit de veenweidegebieden zelf. Collectieven van boeren kunnen samen met stedelijke ondernemers en organisaties nieuwe markten aanboren in de metropoolregio, bijvoorbeeld recreatie en zorg, nieuwe vormen van natuur- en waterbeheer en streekproducten. Kansen en scenario’s zijn hiervoor vaak nog niet genoeg in beeld gebracht en uitgewerkt.
workshops
De serie workshops hielden we in veenweidegebieden nabij de grote steden, met belanghebbenden uit het gebied zelf, beleidsmakers en experts. Aan de hand van kaarten – over de ontstaansgeschiedenis, bodemdaling, stromen van mensen en goederen, vergrijzing en inkomen – is gereflecteerd op de ontwikkeling van hun polder. De centrale vraag hierbij was: hoe ziet het landschap er over 20 jaar uit?
polder Rijneveld (Boskoop)
Hoe om te gaan met het internationaal bekende landschap van kleinschalige boomkwekerijen, nu vergrijzing en schaalvergroting toeslaat? “Een boom uit Boskoop is als een ham uit Parma.”
zouteveense Polder (Midden-Delfland)
Hoe kunnen ondernemers het veenweidelandschap benutten voor een duurzame diverse economie, en zo het landschap open houden in een verstedelijkte regio? “Landschapskwaliteit als uitgangspunt voor een continue dialoog tussen ondernemers en overheid.”
Krommenieër Woudpolder (Uitgeest)
Hoe kunnen natuur(beheer), recreatie en melkveehouderij elkaar versterken, nu de rijksoverheid zich terugtrekt uit het landschapsbeheer? “Stilte en weidevogels als streekproduct.”
Grote Polder (Zoeterwoude)
Hoe kan dit gebied zijn positie als kaasmakerij en recreatiegebied versterken, in tijden van schaalvergroting, en zo het cultuurlandschap in de toekomst behouden?
Polder Ruige Weide (Oudewater)
Hier staan geen ontwikkelingen op stapel, behalve de afschaffing van de EU-melkquota. Het gebied fungeert in het project als referentie en 0-meting.
resultaten en onderwerpen voor het vervolg
De resultaten van het onderzoek zijn gebundeld in een publicatie en vier FactSheets. Op 27 juni werd over het onderwerp een bijeenkomst gehouden in Amersfoort en tevens vond een discussie plaats op LinkedIn. Mireille Dosker (Landschap Noord-Holland), Jan Strijker (Provincie Zuid-Holland), Theo Stam (LTO Noord) en Jan Kromwijk (Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden) reflecteerden op de uitkomsten.
enkele resultaten
— Het veenlandschap van West-Nederland is internationaal uniek. Doorgaan op de huidige weg zal door bodemdaling leiden tot nieuwe landschappen (droogmakerij).
— De onderzochte polders hebben een enorm potentieel verzorgingsgebied in de stedelijke agglomeratie. Veel boeren zoeken actief naar draagvlak voor hun boerderij in de stad, met het ook op het voortbestaan en het verdienmodel.
— Natuurbeheer en cultuurhistorie zijn lastig tot agrarisch verdienmodel om te vormen. Subsidies voor weidevogelbeheer zijn in de toekomst onzeker en voor het benutten van cultuurhistorie missen vaak bezoekersaantallen en aantrekkelijke routes door de stadsranden.
— Er woedt een enorme grondhonger in de stadsrandzone, door enerzijds de agrarische schaalvergroting en anderzijds de toename van nevenactiviteiten. Het platteland drukt momenteel harder op die ruimte dan de stad. Druk op smalle infrastructuur neem ook toe.
— De volgende generatie boeren gaat het heel anders doen. Van familiebedrijf naar geautomatiseerde onderneming met geprofessionaliseerde nevenactiviteiten, georganiseerd in coöperaties, belangenverenigingen en met gebiedsbranding. Kleine boomkwekerijen hebben problemen met de opvolging.
enkele punten uit de discussie
— Het wordt kiezen: óf Veen óf Weide. De (klein)kinderen van de melkveehouders worden waarschijnlijk akkerbouwers.
— De diversiteit van polders is groot. Sommige kunnen nog makkelijk een eeuw door op de huidige weg. Andere hebben nu al te maken met waterbeheerkosten die de opbrengsten uit de polder overstijgen. Hoe blijft het maatschappelijk draagvlak voor het huidige ruimtegebruik bestaan als de kosten verder oplopen? Stedelijke veenweidegebieden krijgen door functiemix nu al een heel ander karakter en economisch perspectief.
— Veenoxidatie is goed voor 3 procent van onze CO2 uitstoot. Vernatting van het gebied en introductie van nieuwe teelten van biomassa, zoals lisdoddes, kunnen in sommige polders mogelijk uitkomst bieden. Er zijn al experimenten gaande met het vastleggen van CO2 door kweken van nieuw veen. Door verkoop van ‘carbon-credits’ aan vliegmaatschappijen kan een klimaatbestendige veeneconomie ontstaan.
— Veenweide is voorlopig op veel plekken nog zeer rendabel en gewenst, o.a. vanwege de gunstige zuivelprijzen en het landschapsbeeld. Ook over de uiteindelijke klimaatimpact van het weidegebied is nog onenigheid onder de experts.
— Het is echter de vraag in hoeverre we onder de uniforme grasdeken het echte veenlandschap kunnen ervaren. Ook zal het veenweidegebied, zoals we het nu kennen, er op termijn heel anders uit gaan zien. De weide ligt over 50 jaar een meter lager, terwijl bebouwingslinten en boezemdijken op niveau blijven liggen.