Het vlindermodel
Kansen voor knooppuntontwikkeling verbeeld
01 oktober 2013
Netwerk en ruimte hebben een sterke relatie met elkaar. Een knooppunt is een plek waar je in, uit en over kan stappen op verschillende vervoersmiddelen. Ook trekt een knooppunt stedelijke functies en activiteiten aan. Het vlindermodel maakt op basis van zes onderscheidende kenmerken de kwaliteiten van een knoop inzichtelijk.
Knoop en Plaats
Het knoop-plaats model (Bertolini, 1999) beschrijft de samenhang tussen knoop en plaats. Dit model toont aan dat er een verband bestaat tussen deze factoren en dat zich situaties voordoen, waarin knoop en plaats niet met elkaar in balans zijn. In deze situaties functioneren locaties niet optimaal en kan winst worden behaald met het verbeteren van de knoop- of de plaatswaarde.
Onderscheidende kenmerken
Om de samenhang tussen knoop en plaats inzichtelijk te maken is het vlindermodel ontwikkeld. Het model biedt inzicht in de verschillende typen knooppunten en brengt de kansrijkheid van ontwikkelingen rond stations in beeld. Het model is gebaseerd op 6 onderscheidende kenmerken voor knoop- en plaatswaarde. De positie in het openbaar vervoersnetwerk, de positie in het wegennetwerk en de positie in het langzaamverkeersnetwerk, inclusief de fietsvoorzieningen op het station, hebben betrekking op de knoopwaarde. De intensiteit (dichtheid), menging en nabijheid (in hoeverre is het station zelf een centrum voor zijn omgeving) zeggen iets over de plaatswaarde.
Opbouw van het vlindermodel
Met deze zes kenmerken wordt een vlindermodel opgebouwd. De linkervleugel zegt iets over de knoopwaarde, de rechtervleugel over de plaatswaarde. De vlinder functioneert pas goed als beide vleugels goed met elkaar in balans zijn. De positie in het OV-netwerk en de intensiteit van inwoners, werknemers en bezoekers, beiden in het midden van een vleugel, zouden in ieder geval altijd in evenwicht met elkaar moeten zijn. Hoe beter de positie in het OV-netwerk, hoe groter de intensiteit rondom de knoop, en vice versa.
Twaalf knooppuntenmilieus
Twaalf kansrijke vlinders verbeelden twaalf profielen waarin ruimtegebruik en netwerkpositie in evenwicht zijn. Deze profielen helpen te bepalen welke ontwikkelingen kansrijk zijn rondom de verschillende typen knooppunten. De Typologieën en het Vlindermodel zijn door de vereniging ontwikkeld in samenwerking met de provincie Noord-Holland, in het kader van het onderzoek naar knooppuntontwikkeling in Noord-Holland Maak Plaats!, en vervolgens toegepast voor knooppunten van Stedenbaan en de Stadsregio Rotterdam.
De relatie tussen knoop en plaats biedt uiteenlopende kansen voor nieuwe ontwikkelingen. Een Sprinterstation, dat midden in het centrum van een dorp ligt, biedt andere mogelijkheden dan een Intercitystation aan de stadsrand, vlakbij een snelwegafslag.
gebruik de taxonomie van knoop-plaatsvlinders om te ontdekken wat elk knooppuntenmilieu nodig heeft
Inzicht in ontwikkelingen
Een verscheidenheid aan locaties waar knoop- en plaatswaarde in balans zijn, gecombineerd met gewenste woon- en werkmilieus, leveren de soorten (taxonomie) van kansrijke vlinders op. Ze maken inzichtelijk welke ontwikkeling- en tegelijkertijd aansluiten bij de Nederlandse context en de kwalitatieve marktvraag in de regio. Elk type vlinder staat voor een specifiek knooppunten- milieu: een plek waar wonen, werken en voorzieningen op een bepaalde manier samen komen. De variatie van knooppuntenmilieus langs een lijn en in een netwerk kan bijdragen aan het beter functioneren ervan, omdat de knopen zich complementair aan elkaar kunnen ontwikkelen en elkaar daardoor aanvullen in plaats van beconcurreren.
Twaalf ideaaltypische milieus
De twaalf knooppuntenmilieus zijn ideaaltypische situaties. In werkelijkheid hebben veel knooppunten zich nog bij lange na niet ontwikkeld tot een van de kansrijke ideaaltypes. Dit schetst direct de opgave die er voor de knooppunten nog ligt. Om de verschillende kwaliteiten en ontwikkelrichtingen voor knoop- punten te verzilveren, moeten ze wel afgestemd zijn op de marktvraag.
Combinaties van woon- werkmilieu
Onderzocht is welke woon- en werkmilieus goed samengaan, en welke kansen dit biedt voor elk van de knooppuntenmilieus. Zo past het werkmilieu ‘binnen- stedelijke centrumlocatie’ bij het woonmilieu ‘centrum stedelijk’ en ‘centrum stedelijk plus’. Deze komen het beste tot hun recht bij de knooppunten Grootstad en Binnenstad.
Wenselijkheid van knooppuntenmilieus in kleur
De kleur van de vlinders geeft aan wat wenselijk is bij elk knooppuntenmilieu. De kleur van de ‘knoopvleugel’ geeft aan of het een internationale (Hsl), randstedelijke (Intercity) of regionale (Sprinter) knoop is. De kleur van de ‘plaatsvleugel’ geeft aan of er vooral gewoond wordt (herkomst), of het een plaats betreft waar het aandeel wonen en werken min of meer gelijk is (herkomst en bestemming, oftewel gemengd), of dat het een plaats is waar vooral gewerkt wordt en voorzieningen te vinden zijn (bestemming).
Een groene vleugel is een extra kans voor het knooppunt: dit betekent dat de knoop, door de nabijheid van een bijzonder landschap, de kans heeft om zich verder te ontwikkelen tot een Buitenpoort. Deze landschappelijke hubfunctie kan zich binnen verschillende milieus voordoen, met name Centrumdorp, OV-kwartier, Hubdorp en Poortkwartier.