Interview met Jeanet van Antwerpen

Pandemie en (werk)landschappen

16 december 2020

Men heeft liever dat de ‘doos’ niet bestaat en dat is een hele rare houding. Door de werkelijkheid te negeren ga je die ook niet verbeteren. Je ziet niet de kansen die er zijn, maar ook niet de urgenties om tot oplossingen te komen. Het wordt eenvoudig en als onbegrijpelijk afgedaan. Zoals kinderen op het schoolplein doen… “ik vind jou niet leuk en ik wil niet met jou spelen”

Is door de pandemie een verschil te merken in het discours rondom de transitie van werklandschappen?

De pandemie heeft geen grote verandering daarin gebracht. De discussie over de verdozing van het landschap bijvoorbeeld was er al en is er nog steeds. Die is niet minder sterk geworden door de pandemie. Logistiek werd ook als vitale sector aangemerkt omdat het belangrijk was voor de bevoorrading van de winkels, voor voedsel maar ook voor medicijnen. Er ontstaat wel een toenemende zorg in Nederland over een grote behoefte aan ruimte vanuit verschillende functies, zowel voor de energietransitie als voor woningbouw als voor werkfuncties. De logistiek springt dan letterlijk in het oog en er ontstaat daar veel kritiek op. Verschijningsvorm, omvang, plek, daar zouden we veel beter op kunnen sturen, maar het is veel te simplistisch om het daarover te hebben alsof het om ‘dozen’ gaat. Het gaat niet om iets waarvan we zo eenvoudig af kunnen. Het gaat om gebouwen, waarin veel mensen werken en waar we ook essentiële levens- en zorgmiddelen opslaan en bewerken. Door de pandemie is online consumptie erg gestegen en dat betekent dat we steeds meer opslagruimte nodig hebben. Maar ook hebben de logistieke dienstverleners die actief zijn in de life sciences sector een enorme uitdaging om de coronavaccins onder de juiste omstandigheden te vervoeren en te verspreiden. Dat is echt een megaoperatie.

Diegenen die de grond ontwikkelen of toestemming geven om logistieke gebouwen neer te zetten moeten strenger zijn als het om beeldkwaliteit gaat. Op Schiphol Trade Park wordt het top-duurzame en mooi ontworpen gebouw van Paul de Ruiter toch niet ervaren als duurzaam en prettig om naar te kijken, omdat buurtbewoners vooral een ‘zwarte doos’ zien. SADC heeft hier van geleerd, beleefbaarheid is ook duurzaamheid. De uitstraling van logistieke gebouwen kan verzacht worden door op basis van een ecologische visie voor de gevels, groene gevels te maken of door programma aan de buitenkant van de schil aan te brengen, zoals kantoren of showrooms.

Als mensen uit de dienstsector steeds meer thuis werken, zouden we binnenkort grootschalige kantorenleegstand krijgen? Welke invloed heeft dit op de vraag naar bedrijventerreinen of op de verstedelijkingsopgave?

Thuiswerken zal inderdaad toenemen, dat zien we op nationale en internationale persberichten, om ons heen en ook op hoe we (SADC) zelf willen gaan functioneren. Dit heeft impact op hoe we kantoorruimte gebruiken en kan op sommige plekken leegstand veroorzaken. Maar dit zal de vraag naar ruimte op bedrijventerreinen niet beïnvloeden. Ook niet de grondprijzen. Kortom, de vraag naar kantoren wordt anders, hoe weten we nog niet. Tegelijkertijd blijven andere ruimteclaims toenemen. De grond in de MRA is steeds schaarser. Zelfs als lege kantoren omgebouwd kunnen gaan worden naar woningen en daardoor de druk op stedelijke ruimte verminderen, zal dit van marginale betekenis zijn in een regio zoals de MRA. De omvang van ruimteclaims is daar te groot voor.

Met minder tot geen kantoren, zouden bedrijventerreinen steeds meer dienen als plekken van automatisering, van grootschalige productie en distributie. Welke impact heeft dit op de menselijke maat van bedrijventerreinen en op het verduurzamen daarvan?

Voor stedelijke werkmilieus zie ik vooral kansen omdat functies, door de schaarse ruimte, dichterbij elkaar komen te liggen. Op de overgangen kunnen we zorgen dat de menselijke maat ook het bedrijvengebied ingetrokken wordt. In de tweede fase van bedrijventerrein De President werkt SADC samen met de gemeente Haarlemmermeer om te zorgen dat het terrein en een aangrenzende nieuwe woonwijk goed bij elkaar passen. In plaats van buffergroen tussen wonen en werken, wordt een grensprogramma bedacht dat voor allebei nuttig is en wordt er ook voor gezorgd dat voetpaden en fietspaden doorlopen. Samen wordt er gekeken naar hoe beide ontwikkelingen elkaar kunnen versterken en het gebied als een geheel aantrekkelijker maken.

Op werklandschappen zoals een chemisch complex, dat nooit een ‘menselijk gebied’ is geweest, zal het wegvallen van kantoorwerkfuncties wel impact hebben op, onder andere, openbaar vervoersvoorzieningen. Dit is vaak al moeilijk in dit soort gebieden en het kan erger worden. Het worden gebieden waar steeds minder mensen werken en waar we ook niet zo graag rond willen lopen. In tegenstelling met wat bij kantoorpersoneel vaak gebeurt, werkt men in dergelijke gebieden in continudienst en neemt men ook geen wandelpauzes. Op deze manier, kan het wegtrekken van kantoorfuncties op bedrijvengebieden inderdaad het ‘ontmenselijken’ daarvan veroorzaken.

Het feit dat minder mensen aanwezig zijn op bedrijventerreinen kan ook een negatieve impact hebben op het verduurzamen daarvan. Als er geen mensen, geen kiezers zijn, dan wordt het voor de politiek al snel eenvoudig om niets de doen. Vanuit een maatschappelijk perspectief, kan dit ook tot grotere ongelijkheid leiden. Er komt een ruimtelijke scheiding tussen kantoorwerkers die fijn in een eigen huis of wijk kunnen gaan werken en mensen die er toch op uit moeten naar gebieden die misschien moeilijk bereikbaar zijn en ook onaantrekkelijk. Er ontstaan wel veel soorten werkmilieus, niet alleen qua doelgroep en omvang, maar ook qua locatie. Al die verschillende factoren bepalen heel erg of een trend zoals deze plaats zal vinden of niet.

Hoe kunnen we het verduurzamen van werklandschappen koppelen aan ruimtelijke afwegingen?

We hebben ruimteclaims vanuit de energietransitie, vanuit wonen, vanuit werken, vanuit landbouw, vanuit water, vanuit natuur en recreatie, mobiliteit. Als je die bij elkaar optelt past het niet. Dus, hoe komen we nu tot een integrale afweging? En wat er doorheen loopt is inderdaad de verduurzaming van onze maatschappij, ook de verduurzaming van de industrie. De vraag die naar voren komt is, welke industrieën, zitten aan het eind van hun levenscyclus en zullen verdwijnen? Welke industrieën passen niet meer in een maatschappij die duurzaam is? Die circulair is? Welke kunnen zich aanpassen en welke niet? En wat is daarin het beleid van de overheid?

Hebben we een nationale visie nodig op werklandschappen?

De NOVI geeft allerlei beelden en duidelijk advies, opgaven combineren en integraal afwegen, maar het is allemaal papier. En we weten met elkaar nog niet hoe we van papier naar werkelijkheid kunnen komen.

Ik ben zeker voor een visie, een serieuze visie op werklandschappen. Afhankelijk van waar het werklandschap zich bevindt kunnen we samenhang zoeken met woningbouw, met natuur, met alle andere ruimtelijke opgaven. Met het gebruik van het woord ‘doos’, wordt de discussie over de ruimtelijke impact van werklandschappen teruggebracht tot een soort schijnbaar eenvoudige werkelijkheid. Een doos die men niet meer wil. En daarmee gaat men voorbij aan het feit dat we van die plekken nodig hebben, dat mensen daar werken en daar hun inkomen verdienen. Daarom is een serieus gesprek nodig over werklandschappen. Niet deze weg te willen poetsen maar omarmen. Het begrip ‘doos’ creëert een beeld op werklandschappen die de ontwikkeling niet verder helpt.

Welke rol spelen werklandschappen in de transitie naar circulariteit en hoe kunnen we daar op sturen?

De haven van Amsterdam is echt een voorbeeld van een ‘fossiele’ haven en zij hebben de transitie in gezet om ‘biobased’ te worden. Zij proberen die verandering zelf af te dwingen en dat kan ook. Zo gaan ze onder andere het gesprek met bedrijven aan over hoe ze ‘biobased’ kunnen worden. Ook zetten ze in op duurzame energie, zoals waterstof. De haven van Amsterdam staat aan het begin, maar is een mooi voorbeeld dat geldt voor elk bedrijventerrein in Nederland. Als we de hele keten doordenken, en echt naar de circulaire economie toe willen, dan moeten we op deze manier denken en handelen.

Terugdenkend aan de vraag over de impact van thuiswerken op bedrijventerreinen. Het feit dat daar minder mensen gaan werken kan inderdaad leiden tot minder aandacht voor deze gebieden. Dit kan negatief zijn voor alle doelen die we nu hebben te bereiken met elkaar, namelijk het circulair maken van onze economie. Maar er zijn weinig mensen in Nederland die hier op deze manier over nadenken.

Het belang van bedrijventerreinen voor de transitie wordt snel over het hoofd gezien. Gelukkig zijn de bedrijventerreinen nu wel meegenomen in een fonds voor duurzame energie van de Provincie Noord-Holland. Laten we vooral de grote dakoppervlakken op bedrijventerreinen benutten, dat gaat sneller en levert meer zonnepanelen op dan bij woningbouw.

Men heeft liever dat de ‘doos’ niet bestaat en dat is een hele rare houding. Door de werkelijkheid te negeren ga je die ook niet verbeteren. Je ziet niet de kansen die er zijn, maar ook niet de urgenties om tot oplossingen te komen. Het wordt eenvoudig en als onbegrijpelijk afgedaan. Zoals kinderen op het schoolplein doen… “ik vind jou niet leuk en ik wil niet met jou spelen”

terug naar boven terug naar boven