Op naar de middelgrote stad van de toekomst

De stad van de toekomst

31 maart 2020

Bijna een jaar na de boekpresentatie van ‘De stad van de toekomst’ kwamen vele betrokkenen weer samen om met elkaar te bespreken hoe de resultaten sinds de afronding van de studie zijn gebruikt. Als afsluiter werd er nog heugelijk nieuws gedeeld: Ook in middelgrote steden gaan we aan de slag met ‘De stad van de toekomst’.

In de informele setting van Het Nieuwe Instituut, gehost door Jutta Hinterleitner en Paul Gerretsen, kwamen verschillende betrokkenen aan het woord om te reflecteren op het afgelopen jaar. Hierbij gingen ze in op hoe de projecten uit de studie hebben doorgewerkt in de ontwikkeling van de studiegebieden, welke inzichten goed bruikbaar bleken in andere projecten en wat voor samenwerkingen de studie op gang heeft gebracht. Aan het einde van de sessie werd er nog gediscussieerd over hoe het vervolg met middelgrote steden vormgegeven kan worden – iedereen zag hierin in ieder geval veel potentie.

Hoe hebben de studies doorgewerkt in de ontwikkeling van de projectlocaties?

Na het presenteren van de visies voor de projectlocaties, is het uiteraard de vraag in hoeverre deze hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het gebied. Dit liep flink uiteen tussen de locaties. In Rotterdam is de ontwerpstudie gebruikt als middel om de projectlocatie te agenderen, in de andere steden is het vooral ingezet ten behoeve van kennisoverdracht.

Binnen de gemeente Rotterdam hebben de twee studies voor de Alexanderknoop stevig bijgedragen aan het op de agenda zetten van de ontwikkeling van de Alexanderknoop. De gemeente heeft voor de studie bewust een locatie aandragen die destijds nog niet in de spotlight stond, in een poging de aandacht er naar toe te trekken: dat is zeker gelukt. De gemeente weet inmiddels beter wat ze op de locatie wil. Mede door de studie ‘De stad van de toekomst’ is er een breed gedragen ontwikkelperspectief ontstaan. Ook is de Alexanderknoop inmiddels aangewezen als een van de vijf gebieden in de stad waar het college van burgemeester en wethouders een kans ziet om een doorbraak te realiseren, de zogenoemde Big Five: “Voor en met de stad, met de kennis en kunde van stakeholders, professionals en bewoners wordt onderzocht of met een extra investeringsimpuls iets moois kan ontstaan waar de hele stad wat aan heeft”.

Daarnaast zijn er het afgelopen jaar door de gemeente Rotterdam een aantal thematische vervolgonderzoeken opgezet. Bijvoorbeeld ’water als opgave en identiteitsdrager’ en een onderzoek naar de relatie tussen verdichting en mobiliteit – want de studie liet duidelijk zien dat we pas kunnen verdichten als we ook de mobiliteit verbeteren. De lastige transities die binnen die thema’s naar voren komen heeft ‘De stad van de toekomst’ toegankelijk in beeld gebracht en stevig op de kaart gezet. De vervolgstudies werken hier op voort.

Een aantal van de resultaten van de ontwerpstudies die betrekking hebben op de Alexanderknoop zullen tijdens IABR (Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam) 2020 – Down To Earth tentoongesteld worden.

“Ik ben erg enthousiast over de manier waarop de Alexanderknoop op de kaart is gezet. De fantasie is geprikkeld en de resultaten gebruiken we regelmatig bij debatten en workshops.” (Herman van Dongen, Stichting Hart voor Prins Alexander)

Naast het agenderen, zijn de studies vooral gebruikt voor kennisoverdracht. In workshops, debatten en presentaties is het gedachtegoed van de studies overgebracht op ambtenaren, bewoners en andere bij de locatie betrokken partijen. Een echt stevige bijdrage aan de ontwikkeling van de projectlocaties zelf hebben de studies in de onderzochte steden nog niet gehad. De concepten uit de ontwerpen lijken al snel weer te zijn ingehaald door de dagelijkse praktijk. In Amsterdam bijvoorbeeld gaat het rond de locatie Haven Stad momenteel vooral over het versnellen van de woningbouw. Concepten als ‘Benut tijd als ruimtemaker’ blijken dan toch te vooruitstrevend, wat de gemeente zelf ook betreurd. Nieuwe denkmodellen hebben ook binnen de gemeentelijke organisatie tijd nodig. Ook in Eindhoven lijkt nog een gat te zitten tussen de voorgestelde nieuwe manier van werken met bijvoorbeeld ‘Fellenopoly’ en de realiteit van de huidige planningsprocessen. Hierdoor worden de studies op dit moment niet 1:1 gebruikt voor de ontwikkeling van de studielocaties zelf. Wel kunnen ze goed ingezet worden voor het op gang brengen van lange termijn transities. Ze vormen in die zin de ‘munitie’ waarmee voorlopers binnen de gebiedsontwikkeling op pad gaan om verandering binnen hun organisaties en de planningsprocessen te weeg te brengen. Door te blijven vernieuwen en te blijven praten, blijven de ideeën beklijven.

“We hebben alle ontwerpteams hun ideeën laten presenteren aan ruim 400 ambtenaren, die conceptuele doorwerking is belangrijk, er zit zoveel gedachtegoed in wat bruikbaar is.” (John de Ruiter, Next city, gemeente Rotterdam)

Welke inzichten bleken goed bruikbaar in andere projecten?

Het afgelopen jaar hebben de ontwerpers uit de projectteams weer volop gewerkt aan nieuwe projecten. Hierbij zijn de in de ‘De stad van de toekomst’ studie verkregen inzichten zeer bruikbaar geweest. Deze hebben meermaals als uitgangspunt gefungeerd Twee concepten van team Stadsvrijheid, de ‘armatuur’ en het ‘mobipunt’ worden inmiddels zelfs gerealiseerd.

De ontwerpers zijn ook veelvuldig op pad geweest om de opgedane kennis te delen met onze vakwereld. De resultaten zijn gebruikt bij lezingen, workshops voor studenten en op congressen. Zo reist het gedachtegoed van ‘De stad van de toekomst’ de wereld over. In China werd bijvoorbeeld door team CIAM XXI een stedenbouwkundig ontwerp opgeleverd voor een gebied van 20 km2 waar de principes vanuit de Stad van de toekomst zijn geïmplementeerd. Team Stadsvrijheid presenteerde zijn plannen tijdens het World Planning Congress in Indonesië

Het concept uit de ontwerpstudie van team Triangel was om een procesontwerp te maken voor het stedelijk ontwikkelingsproces van de toekomst. Dit heeft onder andere geresulteerd in de ontwikkeling van het bordspel ‘Fellenopoly’. De inzichten die het ontwerpteam tijdens de studie en het uitproberen van het spel heeft opgedaan, wordt ingezet in de nieuwe Stichting Gezonde Gebiedsontwikkeling, waarmee het beter samenwerken met alle gebiedsactoren wordt gepromoot. Zo dragen de inzichten uit ‘De stad van de toekomst’ op vele fronten hun steentje bij: in nieuwe projecten, in kennisdeling en in het promoten van nieuwe werkwijzen.

Wat voor samenwerkingen heeft de studie op gang gebracht en waar krijgt het gedachtegoed een plek?

Harry Boeschoten van Staatsbosbeheer is deelnemer aan de NOVI-alliantie: een gezelschap van partijen die meedenken over samenwerking in het kader van de NOVI. In het kader van de alliantie wordt er met marktpartijen gesproken over hoe er kan worden samengewerkt in het tot stand komen van ontwikkelingen. De alliantie neemt stukje bij beetje de rol van de overheid over, maar blijft volgens Boeschoten hangen op problemen en beperkingen in een gebied. Deze domineren het gesprek, terwijl het veel interessanter is om het te hebben over in wat voor soort gebied we willen leven. Ontwerpstudies zoals ‘De stad van de toekomst’ helpen om dit gesprek op gang te krijgen en het verlangen om iets te veranderen aan te wakkeren. De studie biedt veel makkelijke en toegankelijk toepassingen die direct gebruikt kunnen worden, maar die zullen dan wel herhaaldelijk voor het voetlicht gebracht moeten worden.

Roberto Cavallo van de TU Delft heeft andere universiteiten en steden binnen Europa (o.a. Ljubljana, Warschau, Wenen, Milaan) benadert om mee te werken aan het project ‘City making in times of transitions’, een vervolg op ‘De stad van de toekomst’. Over het algemeen wordt er erg positief gereageerd, echter lijkt het niet voor alle steden weggelegd om dit soort studies van de grond te krijgen. Het blijkt dat het organiseren van ontwerpend onderzoek en het samenwerken tussen architectenbonden, universiteiten, gemeenten en gebiedspartijen elders vaak niet zo vanzelfsprekend is als hier in Nederland. Het organiseren van de studie in internationaal vereist maatwerk per land.

Naast het benaderen van het internationale netwerk heeft de TU op basis van ‘De stad van de toekomst’ een curriculum ontwikkeld. Studenten gaan hierin aan de slag met de transitievraagstukken waar ook de projectteams zich tijdens de ontwerpstudie in hebben verdiept. Het project is in die zin een voorbeeld en katalysator voor het opleiden van studenten met vernieuwende denkwijzen. Zo heeft ‘De stad van de toekomst’ bijgedragen aan ‘De professional van de toekomst’.

Hoe nu verder?

In 2020 zal het lerende netwerk dat tijdens ‘De stad van de toekomst’ is ontstaan, verder trekken langs middelgrote steden om de in de studie opgedane kennis ook met hun te delen.  Dit wordt gedaan in een zogenoemde kennisdisseminatiefase -georganiseerd door Vereniging Deltametropool, BNA Onderzoek en het ministerie van BZK. Er worden ronde-tafel-gesprekken met bestuurders georganiseerd, om de invloed van de nieuwe vormen van stad maken op het beleid te bespreken.

Daarnaast worden er workshops georganiseerd, waarin de inzichten uit de ontwerpstudies worden toegepast op concrete ontwikkellocaties die de gemeenten aandragen. Samen met de gebiedsstakeholders (publiek en privaat) zal in een multidisciplinaire setting worden gewerkt aan visies op ontwikkellocaties, waarbij de lessons learned uit ‘De stad van de toekomst’ als input worden gebruikt. De ontwerpteams en projectpartners zijn uitgenodigd hier over mee te denken.

terug naar boven terug naar boven