Making Green Work

Kroniek door Sanne van den Breemer

22 juli 2021

Om ervoor te zorgen dat alle Europese steden de vergroeningsdoelstellingen halen, zoals geformuleerd in de Europese Green Deal, is samenwerking essentieel. De opgaven waar steden voor staan gaan voorbij aan disciplinaire en geografische grenzen. Dit is ook nodig voor de inspanningen om deze uitdagingen het hoofd te bieden.

Tijdens de tweede aflevering van de serie ‘Going Green’, met als thema ‘Making Green Work’, verkennen Víctor Muñoz Sanz (Technische Universiteit Delft) en Paola Huijding (Gemeente Almere) kansen, ambities, processen en uitkomsten van verschillende samenwerkingsverbanden, van het ontwerp van een brug, tot de verdichtingsstrategie van een tuinstad, van een gesprek tussen een burgemeester en een buschauffeur, tot een missie naar de maan.

De mens naar de maan brengen

De Europese Unie presenteert haar nieuwe onderzoeks- en innovatieprogramma als een reeks missies, wat veelzeggend is volgens Víctor Muñoz Sanz. Verbonden aan de TU Delft werkt hij aan onderzoek naar productieve steden en landschappen, in de context van huidige technologische en ecologische transities. Deze wijze van formuleren geeft voor hem duidelijk de omvang weer van de uitdagingen waar we op dit moment voor staan, met betrekking tot onze leefomgeving. Een “missie” om deze aan te gaan impliceert de noodzaak van experiment en risico. Met de stimuleringspakketten die zijn gekoppeld aan de Green New Deal, en de herstelplannen gerelateerd aan COVID-19, wordt financiële ruimte gecreëerd. Hoe kunnen we deze fondsen effectief inzetten voor verandering?

Ten eerste vraagt ​​de complexiteit van de huidige crisis volgens Muñoz Sanz om een ​​systemische aanpak; we moeten voorbijgaan aan kleinschalige, incrementele verandering en in plaats daarvan werken aan systemen van onderling verbonden oplossingen.[1] In een beknopte presentatie schetst hij valkuilen en randvoorwaarden voor succesvolle initiatieven. Er bestaan ​​momenteel tal van vergroeningsinitiatieven en -netwerken. Innovatie heeft echter alleen zin als het wordt gekoppeld aan institutionele processen, benadrukt hij. Om de samenwerkingsverbanden op te zetten die nodig zijn om noodzakelijke systeemveranderingen te ondersteunen, moeten “vele, vele grenzen worden overschreden, tussen schalen, disciplines en bestuursorganen.” Vervolgens is continuïteit cruciaal voor het behalen van resultaten. Het lot van het 100 Resilient Cities programma, dat zes jaar na lancering de financiering van de Rockefeller Foundation verloor, illustreert de kwetsbaarheid van veel samenwerkingsinitiatieven. We moeten veranderen “van project-denken naar deep collaboration,” een term die staat voor langdurige betrokkenheid tussen partijen. “Dit ontstaat niet spontaan, maar moet worden gekoesterd.”

‘We moeten leren om te innoveren vanuit tegenstelling en verschil van mening’

Uitbreiden van stedelijk groen

Het Bosque Metropolitano in Madrid is een inspirerend voorbeeld. In dit project is het gelukt om innovatieve oplossingen te koppelen aan overheidsbeleid. De geplande implementatie van een 75km lange groene gordel, is een van de resultaten van een samenwerking tussen de Universidad Politécnica de Madrid en het stadsbestuur van Madrid.[2]  Een essentiële doelstelling van dit stadsvergroeningsproject is het verbinden van ecologische en sociale opgaven. Door hoogwaardige openbare ruimte te creëren in een gebied dat van oudsher gebruikt werd voor voorzieningen en zuiveringsinstallaties, draagt het project bij aan de verbetering van de leefomgeving van de aangrenzende, armere wijken.

Terwijl de nauwe samenhang tussen ecologische en sociale vooruitgang wordt besproken, refereert Paola Huijding aan een beeld. Het diagram waarin de UN Sustainable Development Goals zijn georganiseerd in de vorm van een wedding cake’ illustreert scherp hoe de doelen van elkaar afhankelijk zijn: de basis is de biosfeer, de samenleving vormt de eerste laag, de economie ligt bovenop.[3] Een gezonde en welvarende samenleving en economie kunnen niet bestaan zonder een goede basis, benadrukken beide experts. Als we vervolgens inzoomen op specifieke gebieden en kijken naar bijvoorbeeld de verspreiding van bomen over steden, lijkt volgens Muñoz Sanz een geografische correlatie zichtbaar te worden. Rijkere buurten hebben meestal rijker groen. Stedelijke vergroeningsprojecten[4] kunnen daarom een essentiële rol spelen in het vergroten van sociaal-ecologische rechtvaardigheid.

Een brug dimensioneren

Een rechtvaardige benadering van de leefomgeving moet ook “het recht van de natuur” erkennen, voegt Huijding toe. In haar dagelijkse praktijk als senior stedenbouwkundige bij de gemeente Almere komt ze concrete keuzes tegen ten aanzien van de inclusie van de natuur. Op dit moment speelt het ontwerp van een brug over een kleine waterloop. De noodzaak om auto’s het water over te laten steken wordt als vanzelfsprekend beschouwd en bepaalt de normen voor het ontwerp. Om ook de ecologische verbinding te waarborgen en herten het kruispunt te laten passeren is een hogere onderdoorgang van de brug noodzakelijk, wat hogere kosten met zich meebrengt. Met een beperkt budget is dit voor de gemeente geen vanzelfsprekende beslissing.

Waar veel steden worstelen met de implementatie van groen in dichtbevolkte stadscentra, is Almere “groen geboren”. Een structuurplan uit de jaren zeventig laat zien hoe de stad is opgezet als een verzameling op zichzelf staande gemeenschappen, verbonden door een netwerk van groene en open ruimte, naar het model van de tuinstad.[5] De situatie vandaag de dag lijkt nog sterk op dit beeld. De opgave voor de stad ligt niet zo zeer in het creëren van meer groen, als wel in het verbeteren van het bestaande, het integreren van natuurlijke structuren, en het onderhouden van het openbaar groen – wat ook een budgettaire uitdaging is. Ecosysteemdiensten, zoals het verminderen van hittestress of zuiveren van rioolwater, zouden volgens Huijding de basis kunnen vormen voor nieuwe businessmodellen, om het behoud van het groene karakter van de stad en haar natuur-inclusieve ambities te bekostigen.

‘Tuinieren zou wel eens een van de meest waardevolle banen van de toekomst kunnen worden’

Muñoz Sanz merkt op dat de groengebieden van de tuinstad door Howard niet als passieve natuur waren opgevat, maar als productief landschap. In sommige van de originele tekeningen werd het groen aangeduid als gebied met “veel werk”. De zorg en het onderhoud van onze huidige groene ruimten moeten volgens hem worden gewaardeerd als werk aan echte infrastructuur. Niemand twijfelt aan het benodigde onderhoud van snelwegen. Als bijvoorbeeld bouwbedrijven zouden overstappen op groene infrastructuur, zou dat ook nieuwe vormen van werkgelegenheid met zich meebrengen, van onderzoek en ontwikkeling (R&D) tot meer praktische werkzaamheden. “Tuinieren zou wel eens een van de meest waardevolle banen van de toekomst kunnen worden.”

Leren van peers

Het leren van andere steden kan op verschillende manieren, heeft Huijding ervaren. Ten eerste kan het kijken naar andere contexten een echte eye-opener zijn. Het zien hoe soortgelijke problemen vanuit verschillende invalshoeken zijn benaderd, kan nieuwe ideeën opleveren. Om vervolgens toepasbare kennis op te doen, is het van belang om te focussen op plekken met duidelijk vergelijkbare omstandigheden, bijvoorbeeld qua bodem en klimaat. Zoals Muñoz Sanz opmerkt: “We houden er allemaal van om bomen te planten, maar voor sommige landschappen zijn er meer geschikte manieren van koolstofafvanging.” Bovendien kun je een oplossing nooit zomaar kopiëren en plakken; het heeft altijd een vertaling nodig naar de lokale context, of het nu gaat om specifieke planningsprocedures of ruimtelijke praktijken, topografie of wetgeving.

Als New Town, gebouwd vanaf eind jaren zeventig, heeft Almere momenteel te maken met de noodzaak om veel van de eerdere wijken te renoveren. Zoals Huijding opmerkt, is de helft van de stad ineens een project geworden. Tegelijkertijd moet Almere de komende 30 jaar 70.000 tot 75.000 nieuwe woningen bouwen, bijna een verdubbeling van de huidige woningvoorraad. Met het in Nederland opgerichte International New Town Institute (INTI) is een platform opgezet voor onderzoek, onderwijs en kennisuitwisseling tussen New Towns wereldwijd, die vaak voor vergelijkbare uitdagingen staan. Tussen de jaren vijftig en zeventig werden in heel West-Europa veel nieuwe steden zoals Almere gepland. In het Britse Milton Keynes heeft Almere een samenwerkingspartner gevonden, waarmee ze op verschillende vlakken kennis en ervaring uitwisselen.

Naast gedeelde kenmerken, moet samenwerking tussen steden ook samenhangen met de natuurlijke systemen waar ze deel van uitmaken, stelt Muñoz Sanz. “Als één stad binnen de groene gordel niet meedoet, functioneert het hele systeem suboptimaal.” We moeten manieren vinden om onze planningsprocessen af te stemmen op het functioneren van de natuur, over onze bestuurlijke grenzen heen.

Een witte streep verven

Moeten grote steden zich actief inzetten om hun kennis voor niks te delen, omdat ze vaak meer middelen hebben dan kleinere steden? Muñoz Sanz ziet inderdaad dat grote steden in staat zijn om een ​​sterker netwerk van actoren samen te brengen. Maar, benadrukt hij, ze moeten zich bescheiden opstellen, bijvoorbeeld in regionale samenwerkingen. Het belang van andere, kleinere steden moet even zwaar wegen. Huijding merkt op dat deze vraag ervan uitgaat dat je met meer middelen ook betere oplossingen kunt ontwikkelen. Daar is ze niet zeker van. Ze herinnert zich een uitspraak van Jaime Lerner, architect en voormalig burgemeester van de Braziliaanse stad Curitiba, tijdens een interview dat ze ooit hield: “Als je op zoek bent naar creativiteit, haal dan een nul van je budget af. Als je op zoek bent naar duurzaamheid, schrap er twee.” Grotere steden kunnen zich gemakkelijker organiseren om oplossingen te vinden, maar een tekort aan middelen kan een trigger voor innovatie zijn, hebben beide experts gezien. Havana in Cuba heeft bijvoorbeeld een indrukwekkend systeem van stadslandbouw – geboren uit noodzaak – waar wij van zouden kunnen leren.

‘Als je op zoek bent naar creativiteit, haal dan een nul van je budget af. Als je op zoek bent naar duurzaamheid, schrap er twee’

Ook Curitiba vormt een inspirerend voorbeeld. Omdat er onvoldoende middelen waren voor de aanleg van een metrosysteem, hebben Jaime Lerner en zijn team de kwaliteiten van de metro – zoals vervoersbewijscontrole buiten het voertuig en gelijkvloers instappen door middel van perrons – vertaald naar een bussysteem, het bekende Bus Rapid Transit (BRT). Om de bussen precies op de juiste plek op het perron te laten stoppen, uitgelijnd met een systeem van schuifdeuren, bleken alle voorgestelde technische oplossingen te duur. Jaime Lerner is toen samen gaan zitten met een buschauffeur: “Wat heb je precies nodig, om te begrijpen waar je moet stoppen?” De chauffeur antwoordde: “Verf een witte streep op het perron.” Van deze anekdote kunnen we leren dat we moeten samenwerken met professionals in het veld, benadrukken beide experts, en met burgers. Vertrouw op verschillende vormen van kennis en wees altijd nieuwsgierig.

 

[1] Een voorbeeld van een systeem van onderling verbonden oplossingen, op het gebied van ontwerp, technologie, planning en beleid, is het project Cities of Making, ontwikkeld door Latitude Platform for Urban Research and Design, Brussels Enterprises Commerce and Industry (BECI), Technical University of Delft (TU Delft), The Royal Society for the Encouragement of the Arts, Manufacturing and Science (The RSA), l’Université libre de Bruxelles (ULB), University College London (UCL), Vrije Universiteit Brussel (VUB).

[2] Bekijk de video ‘Learning from Madrid’ met Teresa Sánchez Chaparro op www.deltametropool.nl

[3] Diagram ontwikkeld door The Stockholm Resilience Centre, Stockholm University

[4] Bekijk de video ‘Learning from Boston” met Lorena Bello Gómez en Amy Whitesides op www.deltametropool.nl

[5] Stedenbouwkundig model voorgesteld door Ebenezer Howard in 1898

terug naar boven terug naar boven