Biobased, made in NL

Kroniek door Sanne van den Breemer

21 december 2021

Houtbouw haalt steeds vaker het nieuws, met iconische gebouwen én grootschaliger doelstellingen. De omslag naar biobased bouwen draagt bij aan het radicaal verduurzamen van de bouwsector. Maar om dit te realiseren moet er aan veel knoppen tegelijk worden gedraaid.

Tijdens de vijfde uitzending van de serie Going Green bespreken drie experts wat er nodig is om de transitie in gang te zetten, en welke kansen dit biedt voor het Nederlandse landschap. Waar halen we voldoende grondstoffen en bouwmaterialen vandaan? Hoe kunnen we biobased bouw betaalbaarder en biobased teelt winstgevender maken? Kunnen we ruimte maken voor lokale teelt en productie, als onderdeel van een aantrekkelijk en natuurinclusief landschap?

Daniel Venneman (Woonpioniers) richt zich als ontwerper op het realiseren van ecologisch verantwoorde architectuur en gebiedsontwikkeling. Henk Wanningen is senior business developer bij Staatsbosbeheer, waar hij zich bezighoudt met de opzetten van partnerships rondom de duurzame inzet van bio-grondstoffen. Shera van den Wittenboer is landschapsontwerper en -historicus, en werkt als adviseur Landschap en Erfgoed bij het College van Rijksadviseurs.

Van teelt tot bouw

Klimaatdoelstellingen vormen een belangrijke aanleiding voor de groeiende ambitie om biobased te bouwen. De toepassing van hout en andere natuurlijke bouwmaterialen kan de CO2-emissies van de bouwindustrie sterk verminderen. Betonproductie draagt op dit moment voor circa 8% bij aan de wereldwijde uitstoot van CO2. Houtbouw, als alternatief, stoot van oogst tot bouw substantieel minder broeikasgassen uit. Bovendien nemen biobased materialen zoals hout tijdens de groei juist CO2 op, die als koolstof vastgelegd blijft. De natuurlijke bouwmaterialen én productielandschappen kunnen daardoor als CO2 buffer fungeren en bijdragen aan een netto afname van CO2 in de atmosfeer.

Onze agrarische grondprijs is zo hoog, dat biobased teelten op dit moment bijna nergens winstgevend kunnen zijn. Het is daarom noodzakelijk om ecosysteemdiensten te gaan financieren. (Shera van den Wittenboer)

De aandacht voor hout, bomen en bos, die vanuit het klimaatvraagstuk is ontstaan, moeten we volgens Shera van den Wittenboer aangrijpen om ook over de kwaliteit van ons landschap na te denken. Vanuit het College van Rijksadviseurs (CRa) is ze betrokkenen bij projecten gericht op de hele keten, van biobased teelten tot biobased bouwen. Een rode draad in het onderzoek en de ideeën die ze presenteert is het doordacht combineren van landschappelijke functies. In een advies van het CRa over de landelijke bossenstrategie, Landschap versterken met bomen en bos (2020), wordt onder andere ingegaan op de inpassing van extra houtteelt. Als productief landschap zonder ammoniak uitstoot, kan dit bijvoorbeeld goed als buffer rondom stikstofgevoelige natuurgebieden worden gesitueerd. Omdat er met name in de Randstad een tekort is aan groene recreatiemogelijkheden, wordt de combinatie van verblijf en houtkap hier vaak als lastig ervaren. Maar, stelt van den Wittenboer, met het toewerken naar een circulaire economie is het ondenkbaar om niet zowel te kappen als recreëren in onze bossen. Zolang er wordt gewerkt met een lange omlooptijd en kapvlakten die passen bij het bosecosysteem, kan een multifunctioneel bos volgens haar goed plaats bieden aan duurzame houtproductie, recreatie en biodiversiteit.

Naast hout onderzoekt CRa de teelt van andere bouwmaterialen. Na een studie gericht op de landschappelijke waarde, Biobased (ver-)bouwen Zuid-Holland (2020), ligt de nadruk nu op het verkennen van verdienmodellen – én het signaleren van de bottle necks. Omdat onze agrarische grondprijs zo hoog is, kan het op dit moment bijna nergens uit, concludeert van den Wittenboer. Voor het stimuleren van lokale biobased teelt is het daarom noodzakelijk om ook de ecosysteemdiensten te financieren die het landschap levert, zoals het ondersteunen van biodiversiteit, het afvangen van fijnstof, waterzuivering, plaagdierbestrijding, en het bieden van ruimte aan recreatie.

Radicale ambities

Voor het versnellen van de transitie naar biobased bouwen is in de Metropoolregio Amsterdam de Green Deal Houtbouw gesloten, door overheden, ontwikkelaars, beleggers, woningcorporaties, bouwers, kennisinstellingen en andere betrokken partijen. Vanaf 2025 streeft de MRA ernaar om jaarlijks minimaal 20% van de gehele woningproductie in houtbouw uit te laten voeren. Een ander voorbeeld is Frankrijk, waar vanaf 2022 alle nieuwe publieke gebouwen voor 50% uit biobased materialen moeten bestaan. Kan dit type doelstelling de bouwsector in beweging krijgen? Of zijn er andere mechanismen nodig om een omslag te forceren?

Iedereen aan tafel is het eens over de potentie van een breed gedragen ambitie om een verandering in gang te zetten. Of de gestelde 20% voldoende is wordt in het midden gelaten. Duidelijk wordt wel dat er naar het hele proces moet worden gekeken om dit te realiseren, van biobased teelt en materiaal productie, tot regelgeving en aanbestedingsprocedures, tot ontwerp en uitvoering. Zoals Henk Wanningen benadrukt, hebben we op dit moment alle rekenmodellen vanuit een lineaire denkwijze opgesteld. De financiële haalbaarheid van biobased oplossingen staat daarom vaak onder druk. Om te kunnen concurreren met traditionele bouwsystemen in staal en beton, moeten we verborgen maatschappelijke kosten mee gaan rekenen en andere waardesystemen toepassen, zoals koolstofverwaarding en de eerdergenoemde vergoeding van ecosysteemdiensten. Hier ligt een duidelijke rol voor de overheid.

Er moet veel meer ruimte worden geboden aan particuliere initiatieven, die nu vaak vastlopen op grondprijs en regelgeving. (Daniel Venneman)

Daniel Venneman stelt voor om het perspectief om te draaien. Met zijn ontwerpbureau Woonpioniers werkt hij veel aan individuele woningen en co-housing initiatieven. Bij particuliere opdrachtgevers ziet hij een grote behoefte om met het ontwerp van hun eigen woning en woonomgeving aan de transitie bij te dragen. Ambities lopen echter vaak vast op grondprijs en regelgeving. Aan dit soort initiatieven zou volgens hem veel meer ruimte moeten worden geboden. Met zeggenschap over bouwlocaties, grondprijzen en vergunningen, zitten gemeentes op de sleutel, wat Venneman betreft. Door een aantal locaties aan te wijzen voor pioniers, zouden echt radicale ambities kunnen worden gerealiseerd. In de samenwerking met bouwende partijen ziet hij hoe veel bedrijven al doende ervaring opbouwen. Pioniersprojecten kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Iedereen die betrokken is neemt de opgedane kennis mee naar volgende projecten.

Made in NL

Om aan de groeiende vraag naar biobased materialen te voldoen moet worden gekeken naar de mogelijkheden voor teelt en productie in Nederland. Hoeveel zou Nederland kunnen produceren en hoe maken we hiervoor ruimte? Wanningen schetst de huidige stand van het Nederlandse bos, 370.000 ha in totaal, waarvan Staatsbosbeheer 100.000 ha in beheer heeft. Deels wordt dit als natuurbos beheerd, volledig gericht op biodiversiteit en recreatie. Deels is dit een multifunctioneel bos dat met een uitkapsysteem continu wordt verjongd, waarbij natuurwaarden en toegankelijkheid gewaarborgd blijven. Ongeveer 10% van al het hout dat Nederland op dit moment verbruikt wordt lokaal geproduceerd. De rest wordt grotendeels geïmporteerd vanuit Europa. Ook de verwerking van hout tot CLT vindt nu in het buitenland plaats. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de provincies hebben in de vorig jaar uitgebrachte Bossenstrategie hun ambities voor de nabije toekomst vastgelegd: een uitbreiding van 10% (37.000 ha) in 2030.

Alle sectoren die op dit moment moeten verduurzamen doen een beroep op dezelfde grondstoffen. (Shera van den Wittenboer)

Met grote druk op de beschikbare ruimte en hoge grondprijzen, is ruimte maken voor bos in Nederland een complexe opgave. Landbouwgronden in stikstofgevoelige gebieden kunnen mogelijk worden ingezet, maar zijn ook nodig voor de transitie van de sector zelf, naar meer extensieve vormen van landbouw. Omdat verdienmodellen in de biobased teelt nog niet rendabel zijn, is een omslag naar deze gewassen voor boeren niet eenvoudig te maken. De overheid zou een gelijk speelveld moeten creëren om deze transitie wel mogelijk te maken, aldus Venneman. Daarnaast stelt hij voor om de aanplant van nieuwe bossen de koppelen aan de bouw van woningen, waar een groot deel van de vraag naar bouwmaterialen vandaan komt. Van den Wittenboer denkt dat we dit niet alleen aan de markt over kunnen laten, omdat de kosten zo ver voor de baten uitgaan. Maar de waarde die wordt gecreëerd met woningbouw kan wel worden ingezet voor de aanplant van bos, maakt Wanningen nu mee in een project dat deels op grond van Staatsbosbeheer wordt gebouwd. Het bos dat wordt gekapt wordt gecompenseerd én uitgebreid.

Dat niet alle benodigde houtproductie hier kan plaatsvinden is duidelijk. Maar Nederland heeft unieke landschappen, zeer geschikt voor andere biobased teelten, benadrukt Venneman. Op glas, schroefjes en wat rubbertjes na kunnen gebouwen volledig biobased worden gemaakt, op basis van veel verschillende materialen. In zee kunnen algen worden gekweekt, voor de productie van textiel en isolatiemateriaal. Onze natte landschappen produceren riet, dat kan worden toegepast in daken. Lisdodde uit de polders kan worden gebruikt in isolatie- en plafondplaten. Ook het gras dat langs wegen en in natuurgebieden wordt gemaaid kan op verschillende manieren worden ingezet. Staatsbosbeheer werkt nu samen met een bedrijf dat isolatiemateriaal ontwikkelt op basis van gras, houtsnippers en schimmelculturen. Wat wel opvalt, merkt van den Wittenboer op, is dat alle sectoren die op dit moment moeten verduurzamen een beroep doen op dezelfde grondstoffen. De landbouw zet maaisel in als duurzame meststof. Als biomassa wordt het gebruikt voor energieproductie. Er moet worden gestreefd naar cascadering, naar het altijd zo hoogwaardig mogelijk inzetten van grondstoffen. Dit vergt wel afstemming tussen sectoren, benadrukt van den Wittenboer.

Het is aan ons allemaal om te bedenken welke nieuwe coalitiepartners we nodig hebben of kunnen ondersteunen in deze transitie. (Henk Wanningen)

Het hout dat wel in Nederland wordt gekapt, wordt niet altijd lokaal toegepast. Wanneer hout voor verwerking tot CLT naar Duitsland wordt geëxporteerd, is het niet vanzelfsprekend dat de uiteindelijke bouwelementen hier weer terugkomen. Wanningen licht toe hoe Staatsbosbeheer haar netwerk nu inzet om de keten in Nederland te versterken, door mee te werken aan het opzetten van een houtverwerkingsbedrijf en de ontwikkeling van een CLT-fabriek. Wanneer de herkomst van bouwmaterialen bekend is creëert dat ook bewustzijn bij gebruikers en bewoners – en meer begrip en steun voor houtkap in de bossen. Het zou prachtig zijn als een nieuwe stadswijk kan worden gebouwd met hout uit het achterland: “Grown in Utrecht” en “Made in NL”.

Flevoland als proeftuin

Landschappelijke karakteristieken en bestuurscultuur verschillen per regio. Flevoland heeft als land van pioniers een geschiedenis van experiment en innovatie. Als er een regio geschikt zou zijn als proeftuin dan is het deze, oppert Wanningen. De provincie heeft veel agrarische grond, voornamelijk gericht op akkerbouw. Dit maakt een omslag naar biobased teelt hier eenvoudiger dan in regio’s waar met name veeteelt plaatsvindt. De uitdagingen waar het gebied mee kampt, zoals bodemdaling en verzilting, kunnen een aanleiding vormen voor onderzoek naar andere landbouwtechnieken en gewassen, merkt Venneman op. Grondprijzen zijn ook hier hoog, maar een groot deel van de landbouwgrond is in eigendom van het rijk. Nu het Rijksvastgoedbedrijf voor de opgave staat om maatschappelijke meerwaarde van projecten te vergroten, liggen er op deze gronden kansen, denkt van den Wittenboer.

Op glas, schroefjes en wat rubbertjes na kunnen gebouwen volledig biobased worden gemaakt, op basis van veel verschillende materialen (Daniel Venneman)

Als partner van de Green Deal Houtbouw heeft Flevoland bovendien de ambitie uitgesproken om meer biobased te bouwen. Pilots voor teelt en bouw kunnen in pioniersprojecten worden gekoppeld, denkt Venneman. Door al het benodigde bouwmateriaal voor een bouwkavel ook ter plaatse te telen, kunnen processen in de keten van oogst tot bouw worden getest en ontwikkeld. Daarnaast worden ruimtelijke en landschappelijke implicaties van ontwerpbeslissingen direct inzichtelijk, waardoor duurzaamheid als abstract begrip ineens heel concreet wordt.

terug naar boven terug naar boven