Speeltuin van de toekomst

Artikel NL magazine | September 2018 - Benut de transformatie van werklocaties voor meer dan alleen de woningbouwopgave

12 september 2018

‘Ruimte maken voor werk’ is een kreet die steeds meer prioriteit krijgt in de Nederlandse verstedelijkingsagenda, maar de betekenis en implicaties zijn nog onduidelijk. Velen voelen, tijdens een wanhopige huizenjacht op Funda, de druk op de huizenmarkt bij het scrollen, maar slechts enkelen hebben zicht op wat er speelt op het gebied van werklocaties en de betekenis hiervan voor onze toekomst.

Klimaatverandering, energietransitie en automatisering van werk zullen de Nederlandse productielandschappen radicaal veranderen. Er is echter nog geen visie, althans niet overtuigend, op hoe de toekomstige productielandschappen eruit zouden kunnen zien. Hoe kunnen we de verouderde voetafdruk van een fossiele economie veranderen in een groen en circulair ecosysteem?

Werklandschappen

De term ‘werklandschappen’ werd populair in 2006 door het rapport van het toenmalige ministerie van VROM over de herontwikkeling en het beheer van bedrijventerreinen (“een regionale strategie voor bedrijventerreinen”). Deze uitgestrekte gebieden, volledig ingericht op industriële en zakelijke activiteiten, liggen verspreid over het land en bieden onderdak aan meer dan één derde van alle nationale werkgelegenheid. Tegelijkertijd lijden ze aan leegstand en veroudering en worden ze meestal als lelijk beschouwd. Als eindeloze eilanden van anonieme architectuur en mensonvriendelijke infrastructuur bedreigen ze de kwaliteit van de leefomgeving en van het vestigingsklimaat.

Het VROM-rapport uit 2006 schetst drie hoofdlijnen om de wildgroei van bedrijventerreinen te beheersen, de concurrentie tussen gemeenten te verminderen en de randen van deze monofunctionele hubs te verzachten: regionaal opereren, optreden in samenwerking met lokale (markt)stakeholders en streven naar functionele diversiteit. Deze laatste voorspelt al de opkomst van arbeidsvormen die ‘woonvriendelijk’ zouden zijn: de zogenoemde maakindustrie.

De inhoud van het rapport is nog altijd actueel en de omstandigheden zijn zodanig veranderd dat het aanpakken van werklocaties veel rendabeler is geworden: huidige scenario’s over de toekomst van werk schetsen een breder palet aan ruimtelijke mogelijkheden en functiemenging dan voorheen. Tegelijkertijd is er aanzienlijk meer ruimte nodig voor woningbouw. Dat lijkt een win-winsituatie op te leveren, waarbij veel bedrijventerreinen worden aangewezen om te transformeren naar woon-werklocaties.

Foto: Ana Luisa Moura M4H | nl magazine 2018 Foto: Ana Luisa Moura M4H | nl magazine 2018.

Een nieuw paradigma

Een groot deel van de ondernemersgemeenschap ziet de woningkoorts echter als een bedreiging. Immers, waardevolle ruimte voor productieve activiteit wordt overgenomen door woningbouw. Een onomkeerbare weg: wonen op werkplekken beperkt ruimte voor uitbreiding, experimenten en uiteindelijk betaalbaarheid. Tegelijkertijd zijn er, naast de woningbouwopgave, ook andere urgente opgaven die ruimte claimen in en rond steden, zoals energieproductie en -opslag, ecologische buffers, herstel van biodiversiteit, en testruimte voor circulaire praktijken. Opgaven die misschien wel beter te combineren zijn met de werkfunctie dan woningbouw.

Gemengde woon-werkgebieden zijn weliswaar levendiger en veerkrachtiger dan de huidige monofunctionele werklandschappen, maar in deze tijd van (economische) transitie zijn buffers voor het onverwachte misschien wel juist wat we nodig hebben. De woonfunctie beperkt de mogelijkheden van werklandschappen om te reageren op nieuwe productiemodellen.

Onduidelijk is bijvoorbeeld nog hoeveel ruimte er nodig is voor productie als reshoring blijft toenemen. De terugkeer van productie in de steden zou intellectuele arbeid en industrieel prototyping nadrukkelijk aan elkaar verbinden. Het delen van kennis en middelen tussen bedrijven en individuen is daarbij in toenemende mate nodig om veerkrachtige economische modellen te genereren. Dat alles vraagt om nieuwe werktypologieën die momenteel schaars zijn. Om opnieuw na te denken over de manier waarop we arbeid organiseren, moeten we de traditionele scheiding tussen creatieve industrie en industriële productie, tussen hoogopgeleid en laaggeschoold, tussen technische kennis en wetenschappelijke kennis ter discussie stellen en ruimte maken voor nieuwe paradigma’s.

De tijd is dan ook rijp voor een visie op de werklandschappen van de toekomst als een integraal netwerk van kennisuitwisseling en innovatie op een nationaal niveau, waar onverwachte kruisbestuivingen plaats kunnen vinden en plek gemaakt kan worden voor alle schaalniveaus van ondernemerschap, van het individu tot de multinational. De eigenheid en de lelijkheid, die zo karakteristiek zijn voor de bestaande werklandschappen, zouden van cruciaal belang kunnen zijn voor de uitdagingen die voor ons liggen.

 

De speeltuin van de toekomst

We hebben de ruimte, we hebben de middelen, we moeten alleen de bestaande werklandschappen openstellen voor een grotere verscheidenheid aan stakeholders en ze beschouwen als een samenhangend productief netwerk. Het is daarbij essentieel dat (boven)regionale overheden netwerken faciliteren die onafhankelijk kunnen opereren binnen een regionale context, met nationale ondersteuning en een internationaal podium. Verspreide clusters, hoe potentieel innovatief ook, zijn financieel kwetsbaar en ontberen vaak het juiste netwerk om de markt te bereiken en uit te breiden. Regio’s zouden een rol kunnen spelen in het overbruggen van deze kloof, bijvoorbeeld door (schaalvergroting)tools aan te bieden om individuen, bedrijven en faciliteiten met elkaar te verbinden. Regionale en bovenregionale samenwerkingsverbanden zouden een breder scala aan clusteringsmodellen kunnen aanbieden, zowel fysiek als digitaal, om kennisuitwisseling, productie en rijkdom lokaal te kunnen wortelen.

terug naar boven terug naar boven