Dag van de Ontwerpkracht 2023
Met verbeeldingskracht bouwen aan ruimtelijke kwaliteit
17 juli 2023
Op 6 juli vond in Rotterdam de tweede Dag van de Ontwerpkracht plaats, georganiseerd door Platform Ontwerp NL. Belangrijke thema’s op de drukbezochte bijeenkomst van, voor en door ruimtelijke ontwerpers en aanverwante disciplines: systemisch denken, backcasting en integraliteit, de sturende ondergrond en ontwerpkracht die richting geeft aan de ruimtelijke kwaliteit van toekomstig Nederland. Adriaan Geuze sprak zich uit over de weg naar die kwaliteit: via de werkelijkheid, niet via modellen, beleid en metaforen. Riek Bakker ontving de POK-bokaal (Platform OntwerpKracht Bokaal) voor haar oeuvre – en voor haar talent om mensen achter een opgave te scharen.
Die bokaal kreeg Bakker aan het einde van de Dag van de Ontwerpkracht uitgereikt door BNSP-voorzitter Eric van der Kooij en Gijs van den Boomen, directeur en hoofdontwerper van KuiperCompagnons. Het tweetal overhandigde de prijs namens de zeven beroepsverenigingen in Platform Ontwerp NL:
“Dit is niet een prijs voor het beste plan, maar voor degene die ons vak in positie heeft gebracht en voor ons vak veel betekend heeft. Ontwerpkracht is meer dan plaatjes en kaarten, meer dan een maquette en mooie renders. Ontwerpkracht gaat ook over strategisch intellect, en de manier waarop je je propositie kan overbrengen aan anderen, ontwerpers in hun kracht kan zetten en kan laten shinen. Riek Bakker is de persoon achter een aantal sleutelprojecten in ons land, projecten die ons land hebben gevormd, zoals de Kop van Zuid, Utrecht City Project, Strijp S en Leidsche Rijn. Riek is een voorbeeld voor ons allemaal, ze is één van ons en had tegelijkertijd ook aan de opdrachtgeverskant een enorme impact.”
‘Integraal, daar ben ik van’
Riek Bakker onderstreepte dat het kweken van vertrouwen enorm veel heeft bijgedragen aan het realiseren van de plannen die ze tekende en begeleidde:
“Ik ben ontwerper, maar als de omgeving en het publiek niet meegaan en bediend worden, gaat het nooit gebeuren. Een plan gaat altijd ook over alle groepen die er bij betrokken zijn. Integraal, daar ben ik van; regelen, vertrouwen opbouwen, vertellen ‘Het zou zus of zo kunnen, maar jullie moeten mij helpen’. Dat mensen daardoor hun tegenstand lieten varen en jou en je plan gingen dragen – dat was een grote ontdekking in mijn leven. En die is nooit meer weggegaan.”
Waarde toevoegen
De Dag van de Ontwerpkracht in het Rotterdamse Theater Zuidplein werd geopend door Hermineke van Bockxmeer, concerndirecteur stadsontwikkeling van de gemeente. Zij herinnerde eraan dat Rotterdam al meteen na de Tweede Wereldoorlog aan de stad bouwde met vernieuwende ontwerpstudies:
“En 75 jaar later zetten we ontwerpkracht nog steeds in als basis om samen stad te maken, om Rotterdam als publieke stad vorm te geven. Na de wederopbouw, gaat het nu om de wederombouw, om verdichten en vervlechten, om het realiseren van een compacte en duurzame stad, productief en gezond, een stad waarin nieuwe plannen niet alleen ruimte innemen, maar ook waarde toevoegen.”
15 minute city
Een voorbeeld van zo’n plan is Hart van Zuid, de gebiedsontwikkeling die wordt uitgevoerd door Heijmans. Projectdirecteur Wouter van den Braak schetste hoe hier in twintig jaar tijd zestig hectare stad transformeert:
“Tien jaar geleden was hier de auto extreem dominant, het gebied was naar binnen gekeerd, niet sterk. Wij zetten de voetganger op de eerste plaats, maken het gebied duurzaam en gezond, met veel nieuwe functies en verbindingen naar de omliggende wijken – een 15 minute city. De basis is op orde gebracht, de komende tien jaar bouwen we hier aan een tweede centrum van de stad voor zo’n 200.000 tot 210.000 inwoners en vliegwiel voor de rest van Rotterdam-Zuid.”
Relevantie aantonen
Ter inleiding op de lezing van keynote spreker Adriaan Geuze herinnerde Eric van der Kooij namens Platform Ontwerp NL aan het waarom van de Dag van de Ontwerpkracht:
“Met onze verbeeldingskracht moeten we een adviserende rol spelen in de samenleving, tot aan de politieke besluitvorming toe. Daarvoor moeten we wel onze relevantie aantonen en zorgen dat de ontwerpkracht en verbeeldingskracht die we hier vandaag laten zien landt in de Nota Ruimte.”
Die Nota Ruimte kwam in de lezing van landschapsarchitect en West 8-eigenaar Adriaan Geuze onmiddelijk ter sprake:
“Er is besloten de ruimtelijke ordening op te pakken met een nieuw ministerie. De minister is echt een can do man. Maar: woondeals als mantra? Dat is totaal onbegrijpelijk als je iets weet van de Nederlandse traditie van plek. Het is jaren dertig Sovjetstijl: met een getal de materie bezweren. NOVEX, Nota Ruimte, Omgevingswet: de overheid weet zich in de werkelijkheid geen raad.”
De ‘Operationele Mensch’
Dit tijdsgewricht gilt om een nieuw ministerie van ruimtelijke ordening, aldus Geuze, die zes suggesties voor dat ministerie presenteerde, zes posities voor de ruimtelijke ordening, uitgedacht samen met Paul Gerretsen van de Vereniging Deltametropool:
“Kies voor een systemische benadering voor grote opgaves. Laat opgaven voor complexe domeinen en lange termijn opgaves verlopen via het ministerie. Maak aparte wetgeving. Zorg voor besluitvorming en verantwoording in het parlement, en voor implementatie onder rijksdiensten met regionale kantoren, als operationele organisaties.”
En, tenslotte: leg het in de handen van de ‘Operationele Mensch’, de ingenieur, de econoom. Geuze:
“We zijn de legitimatie van de ruimtelijke ordening kwijtgeraakt, dat is een democratisch deficit. We moeten even weg van het idee van NOVEX en Nationale omgevingsvisie. Ga uit van de werkelijkheid in plaats van het model, het beleid, de metaforen, de procedures, de twee- a driewekelijkse kamerbrieven. We hebben een macro-economische strategie nodig, een systemische benadering voor de grote opgaven. Die opgaven zijn complex, daar moet je een generatie lang aan werken en je moet ze operationeel maken op basis van een macro-economische analyse. Ik ben optimistisch: de minister wil regie, wij hebben een recept.”
Hoe bereik je integraliteit?
Een van de vier masterclasses van de ochtend was gewijd aan dat systemische denken: “Regionaal perspectief: hoe bereik je integraliteit”, gemodereerd door Desiree Hoving. Zij trapte af met de vraag aan de zaal: wat is dat nou eigenlijk, integraal? Een van de antwoorden van de deelnemers:
“Het omarmen van de complexiteit, daar in durven duiken om de juiste keuzes te maken. Integreren begint met experimenten, met aanrommelen met een groot doel voor ogen.”
Of dat in de praktijk ook zo uitpakt, werd in de masterclass belicht met twee voorbeelden uit de praktijk. Luc van Doesum was als programmamanager klimaatadaptatie betrokken bij het vormgeven van het klimaatbeleid van acht gemeentes in De Peel, in de regio Limburg Noord. Dat beleid was voorheen sterk versnipperd:
“Dat hebben we beter opgetuigd door gebiedsgericht te gaan werken, vanuit het landschap en vanuit de samenhang van opgaven. Samen met Ruimtevolk deden we een pilot: hoe bouw je het verhaal van het gebied op? Die analyse was nodig als onderlegger voor het gesprek over de identiteit van het gebied.”
Op basis van de landschapsanalyse kwamen er drie scenario’s, met in het kielzog perspectieven ten aanzien van onder andere water, klimaat en landbouw. Van Doesum:
“Vervolgens kwamen we er achter dat het economische verhaal net zo belangrijk is. Daarom koppelen we het ruimtelijk perspectief aan het economisch perspectief. Zo kunnen we transities verbinden en zorgen dat ze elkaar versterken.”
Backcasting
Heleen Mollema, planoloog bij de gemeente Den Haag liet zien hoe die integraliteit in de Kennisregio aan Zee een rol speelt. De Zuid-Hollandse kennisregio met de steden Leiden, Delft, Zoetermeer en Den Haag bezit topuniversiteiten, heeft prachtige binnensteden en een ligging aan de kust – maar de brede welvaart blijft achter. De aanpak – met 59 tafels – is nog erg sectoraal, maar, zo Mollema:
“80 procent is opgavegericht.”
Rode draad binnen de kennisregio: samenwerken aan een breed gedefinieerd en breed gedragen ruimtelijk-economisch toekomstperspectief:
“Sleutels tot integraal samenwerken zijn inhoud, proces en tijd, met een breed gedragen verhaal en een coalition of the willing als gemeenschap waarmee we het willen doen, inclusief jongeren.”
De Kennisregio aan Zee koppelt daarbij het heden aan de toekomst. Mollema:
“Het onderscheidende is dat we aan backcasting doen. We vertrekken vanuit een toekomstperspectief en kijken wat we nu moeten doen. Hiervoor is ontwerpend onderzoek nodig als instrument.”
Rotterdamse toets
Twee andere ochtendmasterclasses hadden een sterke Rotterdamse toets, gewijd als ze waren aan de toekomst van naoorlogse wijken en de rivier als motor voor kwaliteit in de stad. De vierde en laatste masterclass in de ochtend ging in op de What-If verkenningen waarin de ontwerpbureaus IMOSS, MVRDV en Feddes/Olthof mogelijke toekomsten voor de stedelijke regio’s uitdiepten en vergezichten voor het jaar 2100 verbeelden. Die verkenningen waren later op de Dag van de Ontwerpkracht vertrekpunt voor een gesprek over ruimtelijke kwaliteit met Directeur Generaal Ruimtelijke Ordening Marjolein Jansen.
We gaan hier nooit meer weg
In de middag konden bezoekers deelnemen aan een van de drie middagmasterclasses; over verstedelijking en landschapsontwikkeling in de regio, over dorps verdichten en over het sturend maken van water en bodem.
Over dat laatste thema bogen zich Stijn Koole (landschapsarchitect en partner bij BoschSlabbers), Mona zum Felde (stedenbouwkundige bij Defacto), en Marco Hoogvliet (adviseur stedelijk water en bodemsystemen bij Deltares).
Hoogvliet lijstte zijn visie op het thema in met twee spreuken op Delftsblauwe tegeltjes. Te beginnen met een spreuk ‘van RWS’:
“We gaan hier nooit meer weg, en we maken het nog mooier ook.” De Deltares-adviseur stelde dat de urgentie om klimaatverandering nu al mee te nemen in gebiedsontwikkeling nog niet voldoende wordt gevoeld. Er zijn nationale kaders nodig over het waar en hoe, om op een goede manier te bouwen: “Breng zekerheid en onzekerheid over klimaatverandering tot uiting in ruimtelijke duiding van gebiedstypes, waarvoor passende ontwikkelstrategieën voor woningbouw kunnen worden gemaakt.”
Water en bodem bepalen de geschiktheid voor functies, wat zich sterker zou moeten uiten in kosten en (regeneratieve) grondwaarden, aldus Hoogvliet: “Geschiktheid, kosten en waarde spelen op alle schaalniveaus. Maak die geschiktheid onderdeel van een maatschappelijk grondbeleid en pas op voor speculatie met de schaarse ‘goede’ hectares. Breng besluitvorming op gang door te beginnen met onvermijdelijke ruimtereserveringen voor (toekomstige) aanpassingen in het watersysteem. Langs waterkeringen, langs hoofdwatergangen en boezem, nabij kunstwerken, in het veenweidegebied, buitendijks, in de laagste delen van polders, in de kustzone van zeekleipolders en binnendijks langs de grote rivieren.”
Ga niet wachten
Toekomstig ruimtegebruik in ‘ja, mits’ en ‘nee, tenzij’ gebiedstypen vraagt om een combinatie van ontwerpkracht en niet-standaard vormen van financiering en gebiedsontwikkeling. Maar de grens tussen ‘door water en bodem gestuurd’ en ‘water en bodem sturen’ is niet scherp. Hoogvliet:
“Dankzij ontwerp en techniek kunnen we overal bouwen. Maar wanneer moet je dat niet meer willen? Ga niet wachten op wet- en regelgeving, geboden en verboden over waar te bouwen, neem zelf ook verantwoordelijkheid. Weeg afwenteling (in ruimte en tijd, tussen partijen en functies) en stimuleren van herstel.”
Het slotakkoord kwam in de vorm van een tweede tegeltje, met de door Hoogvliet zelfgeschreven spreuk:
“Door ons meer te voegen naar water en bodem, hoeven we hier nooit meer weg.”
What-if verkenningen
De What-if verkenningen waren het middelpunt van het gesprek van dagvoorzitter Andrea van Pol met Directeur Generaal Ruimtelijke Ordening Marjolein Jansen, tijdens het middagprogramma van de Dag van de Ontwerpkracht. BNSP-voorzitter Eric van der Kooij lichtte de betekenis van de drie verkenningen vooraf toe:
“In opdracht van het Ministerie van BZK selecteerde de Stichting Ontwerp NL deze drie bureaus voor het maken van weloverwogen schetsen vanuit aannames over onze toekomst, voor het maken van beelden die we nodig hebben om het maatschappelijk debat te kunnen voeren over keuzes die we nú moeten maken. Met verkenningen als deze wil Stichting Ontwerp NL ontwerpend onderzoek gebruiken om innovatieve oplossingen aan te dragen voor de grote opgaven, waarbij de ruimtelijke kwaliteit niet in het geding komt, maar juist wordt versterkt.”
Leven met langzame transities
Senior associate Sanne van Manen pitchte de What-if verkenning van MVRDV: Oost west droog nat. Als toekomstmatrix hanteerde MVRDV: maximale klimaatverandering, 24 miljoen inwoners, meebewegen met bodem en water, het optimaliseren van de bestaande voorraad, afzien van verdere verstedelijking, geen sloop, sturen op een ecologische footprint en op de reductie van die footprint. Daaruit rolde een Zandstad in Oost-Nederland en een Veenstad in het westen. In dat laatste gebied koos MVRDV voor landbouw met natte teelt en het beschermen en vergroenen van kernen. In de na-oorlogse wijken draait het in 2100 volgens MVRDV om leven met de waterbeschikbaarheid. Van Manen:
“We moeten het water toelaten en leren leven met langzame transities.”
Voor Zandstad schetste MVRDV een toekomst met maximaal verdichten, herbeboste stadsranden, vergroende na-oorlogse wijken, intensieve vertical farming op bedrijventerreinen en herbebossing aan de beekdalen. Belangrijkste lessen van MVRDV: zet ontwerpkracht maximaal in, betrek het publiek en gebruik toekomstdenken om voorbij korte-termijn-polarisatie te komen.
Nu handelen voor 2100
Landschapsarchitect en stedenbouwkundige Serge Vonk lichtte de What-if verkenning van IMOSS toe: Op t zand / in de rivier. Vonk:
“Belangrijk is het handelingsperspectief nu; als alles in 2100 nieuw staat, moeten we daar nu over nadenken, want die toekomst realiseren neemt tijd in beslag.”
IMOSS acht het onwaarschijnlijk dat we straks allemaal op de zandgronden wonen, stelde Vonk:
“We moeten ons opnieuw uitvinden als deltabewoners en de inzichten daarvan nu ruimtelijk vertalen in huidig en toekomstig – ruimtelijk – beleid. We zijn deltabewoners, maar met een nieuwe opgave. In de archetypische stad ligt de stadskern op een hoge oeverwal, de 19de eeuwse uitbreiding ligt ook goed, maar de latere uitbreidingen niet. Daar, in die lagere komgebieden, liggen de opgaven. Wij denken aan een stadsoverlaat in die komgebieden, en daarmee aan een retentiegebied. Daaruit ontstaat een nieuwe stedelijkheid, met een leven in droge en natte momenten.”
Onderdeel van het natuurlijk systeem
Ook landschapsarchitect Yoran van Boheemen van Feddes/Olthof dook de geschiedenis in om vooruit te kijken. Hij wees naar de verbeteringen van de afgelopen honderd jaar, op allerlei fronten:
“De afgelopen eeuw was die van de ingenieurskunst, maar we lopen tegen de grenzen van het ecosysteem aan. De komende eeuw wordt die van de biologie, waarin we meer de gradiënten van het landschap benutten, meer ontwerpprincipes baseren op kringlopen, op symbiose. We gaan meebewegen – wat niet hetzelfde is als terugtrekken. We worden weer onderdeel van het natuurlijk systeem.”
De conclusies uit de What-if verkenning van Feddes/Olthof: maak water en bodem sturend, en gebruik de variatie. Het nieuwe groeit uit het oude. Van Boheemen:
“De Randstad blijft bestaan, maar ga uit van inbreiding in de steden. Uitbreiding kan alleen in klimaatadaptieve vorm.”
De zandgronden kunnen een hoop aan, stelt Feddes/Olthof:
“Maar investeer in het landschap, in een gezond agrarisch systeem dat tevens het ecosysteem beheert. Sluit de kringlopen, zo klein als mogelijk en groot als noodzakelijk. Geen kunstmest, geen krachtvoer, geen uitstoot, geen uitputting. Maak de mens weer onderdeel van die kringloop.”
Grip op de golf van verkenningen
Stedenbouwkundige Maurits de Hoog bracht op de Dag van de Ontwerpkracht overzicht aan in de talloze ruimtelijke verkenningen die vakgenoten de afgelopen decennia opstelden. Het onderzoek, dat hij samen deed met Shailaja Shah van Vereniging Deltametropool, gaat uitmonden in een publicatie die die verkenningen in kaart brengt en rubriceert – als handvat voor anderen. Hij pleitte onder andere voor een duidelijke afbakening van de betekenis van begrippen als plan, strategie, visie, perspectief en scenario’s en een onderscheid tussen uitvoeringsgerichte en verkennende lange termijn studies. De Hoog haalde de What-if verkenningen aan als studies ‘naar de extreme opgaven waar we ons op moeten voorbereiden’.
Rijksbouwmeester en CRa-voorzitter Francesco Veenstra onderstreepte aansluitend het belang van ontwerpkracht bij het maken van scherpe keuzes en complimenteerde BNSP, NVTL en Vereniging Deltametropool met het oprichten van de Stichting Ontwerp NL en het initiatief voor de What-if verkenningen.
Saskia van Stein, directeur van IABR en drijvende kracht achter het Ministerie van Maak pleitte ervoor dat de ruimtelijke ontwerpers zich verbinden aan de maatschappelijke opgaven:
“Met verbeeldingskracht kunnen we voorsorteren op wat komen gaat. En misschien moeten we daarbij gaan van ontwerpkracht naar ontwerp zacht – goed luisteren naar en integraal benaderen van de bestaande omgeving.”
Verbeeldingskracht in de Nota Ruimte
In een reactie op de What-if verkenningen stelde Directeur Generaal Ruimtelijke Ordening Marjolein Jansen dat de ruimtelijke ordening een cyclisch proces is:
“Dat zie ik in de pitches: terug in de tijd om te extrapoleren naar de toekomsten. We staan op schouders.”
Jansen benadrukte het belang van een integrale aanpak:
“Nederland is te klein om dingen naast elkaar te doen.”
Zij pleitte voor de kracht van de ondergrond – en van communities:
“We bouwen geen huizen om huizen te bouwen, maar om gemeenschappen te stichten.”
Jansen ziet in de Nota Ruimte een grote rol voor verbeeldingskracht als in de What-if verkenningen:
“We zijn het aan de volgende generaties verplicht om met ontwerpkracht, boven de kabinetten uit, de grote vraagstukken aan te pakken – kijkend naar 2030, 2050 en 2100. Daar willen we de verbeeldingskracht in de nota hebben. Het belangrijkste bij de verbeeldingskracht is daarbij naar mijn mening die menselijke kant. Kijk naar die communities; alles wat je nu neerzet is bepalend voor de samenleving van de toekomst.”
Foto’s: Thijs ter Hart
Verslag: Hans Fuchs